Proverbs 25

1Dit zijn ook spreuken van Salomo, die de mannen van Hizkia, den koning van Juda, uitgeschreven hebben.
 de mannen Versta, wijzen, of profeten, die geleefd hebben ten tijde van den koning Hizkia, en wien hij dit werk gelast heeft, hetwelk zij door ingeving des Heiligen Geestes volbracht hebben.
,
 uitgeschreven Dit meent men geschied te zijn als de koning Hizkia den kerkelijken en den burgerlijken staat van zijn rijk in orde stelde; want Salomo had drieduizend spreuken gesproken; 1Ki 4:32 .
2Het is Gods eer een zaak te verbergen; maar de eer der koningen een zaak te doorgronden.
 Het is Gods eer Dat is, het dient tot Gods eer.
,
 zaak te verbergen; Te weten, van hetgeen Hij bij zichzelven besluit en te zijner tijd uitvoert, hetwelk dikwijls voor aller redelijke creaturen verstand onbegrijpelijk is, en dat wij niet nieuwsgierig moeten onderzoeken, maar ootmoedig aanbidden, waarmede Hij vereerd wordt. Vergelijk Deu 29:29 ; Rom 11:33 .
,
 zaak te doorgronden Te weten die hunne regering aangaat, en daarvan kennis en verstand moeten hebben, opdat zij hunnen onderdaden goed recht doen en hunne regering wijselijk aanleggen mogen.
3Aan de hoogte des hemels, en aan de diepte der aarde, en aan het hart der koningen is geen doorgronding.
 geen doorgronding Te weten die bij geen mensen volkomenlijk geschieden kan en maar stuksgewijze bij velen, en bij het merendeel gans gene.
4Doe het schuim van het zilver weg, en er zal een vat voor den smelter uitkomen;
 Doe het schuim Gelijk het zilver gereinigd van schuim en droesem een bekwame hoeveelheid werd, waar de zilversmid een schoon stuk werk van maakt; alzo een koning, het schuim van boeven en onrechtvaardige mensen van zich werende, maakt zijn hof eerlijk en zijn rijk wordt bevestigd.
5Doe den goddelozen weg van het aangezicht des konings, en zijn troon zal door gerechtigheid bevestigd worden. 6Praal niet voor het aangezicht des konings, en sta niet in de plaats der groten;
 Praal Of, stelt u niet heerlijk, of groots, te weten in woorden, of gelaat, of kleding, of op enige andere wijze.
,
 en sta niet Te weten dewijl gij van het getal der groten niet zijt. Versta door de groten, die groot zijn door hunne afkomst, staat, ambt, gaven, waardigheid. Zie 2Ki 10:6 .
7Want het is beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben.
 Kom hier bovenaan, Vergelijk Luk 14:10 .
,
 prinsen, Zie van het Hebreeuwse woord Job 12:21 .
,
 dien uw ogen Dat is, bij wien gij u te na gevoegd hebt om hem met al te grote vrijheid in het aangezicht te zien. Anders: dat het uwe ogen zien; dat is, dat gij het voor uwe ogen moet zien, zonder het te kunnen keren.
8Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben.
 haastelijk Dat is, lichtvaardiglijk, onbedachtelijk.
,
 daarvan Te weten van haastelijk tot twistingen en pleitingen te komen.
,
 wat doet, Te weten dat onredelijk en strafbaar zou wezen, als met kijven, vechten, kwetsen en doden.
,
 uw naaste Te weten, die tegen u twist of pleit.
,
 beschaamd hebben Te weten, mits u door het recht te verwinnen en te bewijzen dat gij hem met onrecht en valsheid hebt beklaagd.
9Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet;
 Twist uw twistzaak Dat is, indien gij geschil hebt met uwen naaste, poog dat eerst af te doen tussen u beiden, en verhaast u niet om dat voor den rechter te brengen.
,
 openbaar Dat is, gedraag u zo beleefd in uw geschil, dat gij uwen naaste in zijn eer niet kwetst, mits te ontdekken dat wel verzwegen mocht zijn. Of, ontdek niet wat u een ander in het geheim gezegd heeft; hetzij dat hij u raad in uwe zaak heeft gegeven, of dat hij anderszins niet wil hebben dat het een ander weten zal.
10Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden.
 smade; Te weten door u voor een oorblazer of achterklapper te schelden.
,
 afgekeerd Dat is, niet ophouden, maar u steeds bijblijven.
11Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen.
 op zijn pas Dat is, te zijner tijd en plaats en ten bondigste. Hebreeuws, naar zijne wijzen, of raderen.
,
 in zilveren Of, zilveren schilderijen, of beeltenissen. Anders: met zilveren lofwerk versierd.
12Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud.
 horend oor Dat is, die gewillig en naarstig is om naar goede vermaning te luisteren.
,
 gouden Dat is, gelijk een gouden oorsiersel. Zie van het Hebreeuwse woord Gen 24:22 .
,
 halssieraad Anders: halsband; anders: juweel, of sieraad.
13Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel.
 dengenen, Hij ziet op de wijze dergenen, die in hete landen wonen, en hun drank in de hitte van den zomer verkoelen met ijs of sneeuw, welke zij in diepe kelders onder de aarde daartoe bewaren.
,
 ten dage des oogstes; Te weten, den maaiers is, als zij door de hitte van den dag en de zwaarheid van hun arbeid dorstig zijnde, verlangen naar koelen drank.
,
 verkwikt Te weten als hij goede tijding wederbrengt; zie van het Hebreeuwse woord Psa 19:8 .
14Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is.
 valse gift, Dat is, die hij wel met woorden belooft, maar metterdaad niet geeft. Hebreeuws, gift der valsheid.
,
 als Van dezelfde gelijkenis kan men ook zien 2Pe 2:17 , en Jud 1:12 .
,
 regen Het Hebreeuwse woord geschem betekent wel meest een plasregen, die met groten overvloed en geweld nedervalt, gelijk Gen 7:12 , en Gen 8:2 ; Ezr 10:9 ; maar hier schijnt het alleen regen te betekenen, gelijk 1Ki 17:7 .
15Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente.
 overreed; Dat is, bewogen, als door redenen, om te doen hetgeen waar hij anderszins niet toe gezind is.
,
 zachte tong Dat is, zachtmoedige rede.
,
 het gebeente Dat is, het gemoed, dat zo hard is als been, of [gelijk wij zeggen] als steen.
16Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt.
 honig Versta, onder dit woord allerlei lieflijk voedsel, waarvan wij onze bekomst mogen nemen, met vermijding van het onmatig misbruik. Sommigen verstaan hierdoor de onderzoeking van hoge en hemelse zaken, die den geest des mensen wel aangenaam zijn, maar de mate van zijn begrip teboven gaan. Men kan vs.16 ook verstaan van het rechte gebruik der ware vriendschap, die zeer lieflijk is, waarvan in vs.17 gesproken wordt.
,
 dat u genoeg is; Hebreeuws, uwe genoegzaamheid; dat is: uwe bekomst, zoveel als uwe gezondheid verdragen mag.
,
 zat wordt, Te weten zo gij meer at dan u genoeg is.
17Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate.
 Spaar Of, onttrek uwen voet. Hebreeuws, houd uwen voet kostelijk; dat is spaarzaam, van in uws naasten huis al te vrijelijk te komen en zijn gemeenzaamheid, die hij u toont, onbeleefd te misbruiken. Vergelijk 1Sa 3:1 .
18Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl.
 sprekende, Hebreeuws, antwoordende. Zie Jdg 18:14 .
19Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet.
 Het vertrouwen Hebreeuws, het vertrouwen des trouwelozen; dat is, dat men op een trouwelozen vriend stelt, of dat de trouweloze zelf ergens op heeft in den tijd des noods.
,
 als Te weten om daarmede te kauwen als men hongerig is.
,
 verstuikte Te weten om daarmede te lopen als men weg moet. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk een voet, die door de verstuiktheid wankelende gemaakt is.
20Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en als edik op salpeter.
 treurig hart, Hebreeuws, kwaad of boos; dat is droevig of treurig. Zie Gen 40:7 . Alzo wordt goed voor blijde genomen. Zie 1Ki 21:7 . De zin nu hier is dat het niet wel past, blijde liedjes te zingen bij den droevige; want bij dezen zal men droevig zijn, en bij den blijde blijde; Rom 12:15 .
,
 een kleed Hetwelk buiten tijds is.
,
 edik Die het salpeter dissolveert, of doet smelten.
21Indiën dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken;
 brood Versta door brood en water de gehele lichamelijke nooddruft; te weten spijs en drank. Zie 1Ki 13:8 , en de aantekening.
22Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de Heere zal het u vergelden.
 vurige kolen Dat is, gij zult hem daartoe drijven, dat hij de vijandschap, die hij jegens u heeft, haast van zich werpt; gelijk iemand, wien gloeiende kolen op het hoofd gelegd zouden worden, die terstond zou afschudden. Of, gij zult zijn hart vermurwen en gedwee maken, dat hij van zijn ongelijk overtuigd zal zijn; gelijk de smede het ijzer met gloeiende kolen vermurwen.
,
 hopen, Hebreeuws, nemen; dat is, nemende hopen. De Hebreën begrijpen dikwijls onder een woord nog de betekenis van een ander. Zie Gen 12:15 .
,
 u vergelden Te weten het goed, dat gij uwen vijand gedaan hebt, hoewel hij jegens u ondankbaar is.
23De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong.
 verdrijft Hebreeuws, doet smart of weedom aan; hetwelk sommigen verstaan van verdrijven, anderen van baren.
,
 vergramd Te weten van een wijs en vroom man, die daarin geen behagen heeft.
,
 verborgen Hebreeuws, een tong der verborgenheid; dat is, die niet recht uitspreekt, maar omgaat met bedrog, vleiing, achterklap, steking en terging, enz.
24Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap.
 Het is beter Zie de verklaring van vs.24 boven Pro 21:9 .
,
 kijfachtige Hebreeuws, ene huisvrouw der kijvingen.
25Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel.
 ziel Dat is, mens of persoon; zie Gen 12:5 . De zin is dat een mens met een goede tijding zo wel verkwikt is, als een die vermoeid is, met vers koel water.
26De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader.
 wankelende Te weten enigen misslag doende voor de ogen van den onvrome. Of, niet durvende zijn ambt doen om den onvrome te bestraffen; vergelijk Job 4 .
,
 fontein, Der vromen monden en leringen worden vergeleken bij fonteinen en springaders, waaruit alle goede onderwijzingen vloeien, boven Pro 10:11 , en Pro 13:14 , en Pro 16:22 . Wanneer zij dan door enige zwarigheid in zulk hun ambt komen te falen, zo is dat alsof de fontein beroerd en modderig ware en de springader verstopt.
27Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer.
 niet goed; Maar wel kwaad en schadelijk. Vergelijk boven vs.16.
,
 zulke dingen Te weten die den honig gelijk zijn, dat is die zoet, lieflijk en vermakelijk zijn, als de onderzoeking van de natuur der werken Gods, der geschiedenissen in de wereld, enz.
,
 is eer Te weten, als men daarin behoorlijke maat houdt, de rechte streek der waarheid volgt, en het rechte gebruik en einde bekomt. vs.27 is anders aldus overgezet: Veel honig te eten is [den mens] niet goed en [gene] eer de nazoeking van hun eigen eer.
28Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
 die zijn geest Dat is, die zijn gemoed, gedachten en bewegingen niet intomen en vermeesteren kan. Hebreeuws, wiens geest gene wederhouding of heerschappij heeft.
Copyright information for DutSVVA